feb. 24

Luisteren is de eerste stap

Innovatielabs
Initiatieven die financiering ontvangen vanuit Innovatielabs worden bijgestaan door twee typen externe deskundigen: onderzoekers en coaches. De onderzoekers begeleiden bij kennisontwikkeling en -deling en de coaches stellen zich op als 'kritische vrienden' en helpen te reflecteren op het proces. Nu de eerste editie achter de rug is en de tweede editie van Innovatielabs loopt, gaat schrijver Twan Eikelenboom met lector Paul Rutten en coach Lars Brouwer in gesprek over hun rol, wat zij tot nu toe hebben geleerd, en de dilemma’s en uitdagingen van innovatie in de culturele en creatieve sector.
Instellingen zelf in de lead
Lars: ‘Als je kijkt naar de prestatie- en verantwoordingsdruk in de culturele sector, dan is het eigenlijk gekkenwerk om instellingen ook nog te vragen om nieuwe ideeën te ontwikkelen. Tijd is schaars en elke euro die ze ophalen om iets te ontwikkelen, moeten ze verantwoorden.

Wat ik vanuit Innovatielabs probeer, is die druk weg te nemen. Ik wil ze niet vastzetten in een reservaat, maar ze een wereld bieden waarin ze kunnen ontdekken. Hoe kunnen instellingen met elkaar oplossingen ontwikkelen, op basis van hun eigen behoefte en richting?’

Paul: ‘Wat Innovatielabs daarom anders probeert te doen, is de vragen uit de culturele sector zelf aan de basis van innovatiebeleid te zetten. Normaal gesproken gaat financiering voor innovatie via kennisinstellingen. Samen met bedrijven – die met geld of tijd bijdragen – solliciteren zij naar geld dat beschikbaar komt.

Vanuit Innovatielabs wordt het geld juist aan samenwerkende cultuurinstellingen, creatieve makers en bureaus gegund. Niet de kennisinstellingen of bedrijven, maar de initiatieven bepalen de innovatievraag en -richting. Voor mij als onderzoeker is dit interessant omdat je een beeld krijgt hoe innovatie werkt – en kan werken – vanuit de cultuurinstellingen zelf. Door me te verdiepen in de vragen en waar deze vandaan komen, leer ik veel over de werking van innovatie in de culturele sector en waar ik vanuit mijn flankerende rol van waarde kan zijn.

De Kunst van Later bijvoorbeeld, een van de initiatieven uit de eerste editie van Innovatielabs, gaf aan dat het goed zo zou zijn om te weten in welke subsectoren zzp’ers werken. Naar aanleiding van die opmerking hebben we een onderzoeksnotitie geschreven, en is een survey met onderzoeksbureau Motivaction gedaan. Dat konden we vervolgens weer koppelen aan de Monitor Creatieve Industrie: een publicatie die ik mede-initieer waarin we tweejaarlijks de ontwikkeling, groei en gezondheid van de creatieve industrie en ict-sector monitoren. Door verschillende vormen van kennis bij elkaar te brengen, konden we iets zeggen over de culturele en creatieve sector als geheel. Het resultaat is de onderzoeksnotitie ‘Zzp’ers in de creatieve industrie’. Door niet zelf in de lead te zijn, leer ik hoe we als lectoraat vanuit het proces research and development kunnen stimuleren. Erachter komen waar en hoe je kunt ondersteunen begint bij luisteren.’
Werksessie in de Kunstlinie in Almere (Foto: Nick Chesnaye)
Werksessie in de Kunstlinie in Almere (Foto: Nick Chesnaye)
Lars Brouwer (Foto: Kas van Vliet)
Lars Brouwer (Foto: Kas van Vliet)
Paul Rutten (Foto: Sebastiaan ter Burg)
Paul Rutten (Foto: Sebastiaan ter Burg)
Mooie verhalen zijn niet nodig
Lars: ‘Luisteren is inderdaad de eerste stap. Samen met mede-coach Sophie Heijkoop ben ik eerst kennis gaan maken met elk initiatief, om uit te vinden waar ze op dat moment stonden in hun proces. Wij stapten in op een moment dat de initiatieven al gestart waren. Hierdoor waren sommigen al op detailniveau bezig, anderen aan het opstarten, en weer anderen al bijna aan het afronden.

In dit proces van kennismaken en inventariseren hebben we onze rol uit moeten vinden. Waar we in deze zoektocht achter kwamen, was dat hoe initiatieven naar jou kijken, effect heeft op wat je te horen krijgt. Iedereen dacht dat wij van het fonds waren. Je krijgt dan vooral mooi weer-verhalen te horen. Maar de insteek van Innovatielabs is anders: het mag ook misgaan. Het proces en wat je daarin leert, is belangrijker dan een van tevoren bedacht eindproduct.

Procesgericht werken staat haaks op hoe subsidieregelingen doorgaans zijn ingericht, waarin projecten naar vooraf gestelde eindresultaten toe moeten werken. Daar zit weer die verantwoordingsdruk: jarenlang zijn aanvragers afgerekend op wat ze vooraf beloven. Initiatieven voelen daarom ook in Innovatielabs nog dat ze het van tevoren bedachte projectplan woord voor woord moeten uitvoeren. Toen bij ons dit besef landde, hebben we benadrukt dat we niet van het fonds zijn, en dat je ook kritisch mag zijn. Waar loop je tegenaan in de ontwikkeling van je idee?

We proberen initiatieven zo van een productgerichte naar een procesgerichte manier van werken te bewegen. Bij productgerichte ontwikkeling werk je toe naar wat je van tevoren hebt bedacht. Je zegt bijvoorbeeld dat je rode koffiekopjes gaat maken, en je creëert een proces waardoor je precies bij dat resultaat uitkomt. Maar weet je van tevoren wel of rode koffiekopjes eigenlijk een oplossing zijn voor jouw vraag? En wat als je er tussentijds achter komt dat het product waar je naartoe werkt, helemaal geen oplossing biedt voor het onderliggende vraagstuk dat je op wilt lossen?

Bij procesgericht ontwikkelen zet je juist de vraag centraal en creëer je ruimte om tijdens het proces bij te sturen. Volgen we het voorbeeld van het rode koffiekopje, dan is bij procesgericht werken het uitgangspunt dat je iets wilt maken dat een vloeistof vast kan houden. Maar hoe dat eruit moet zien, hoe we het met elkaar gaan maken, of welke vorm het heeft weten we nog niet. Dat gaan we samen uitvinden. En dit proces is voor iedereen anders, en verandert per initiatief continu.’
Kennisdelingssessie tijdens de Dutch Design Week 2023 (Foto: Clara Gus)
Kennisdelingssessie tijdens de Dutch Design Week 2023 (Foto: Clara Gus)
Elk initiatief heeft een eigen kennisbehoefte
Paul: ‘Uiteindelijk met innovatie, en zeker procesgerichte innovatie, veranderen doelstellingen gedurende het traject. Je werkt namelijk op basis van een richting. Dat besef creëren is inderdaad belangrijk: in je aanvraag heb je een plan ingediend, maar het kan anders. Hoe je het anders kunt doen, en welke kennis daarbij kan helpen, is voor elk initiatief verschillend.

Zo zijn er enerzijds initiatieven die praktisch werken, die me uitdagen door te vragen wat ze aan een theoretisch concept hebben. Dat houdt me scherp. Anderzijds kom ik initiatieven tegen die meer conceptueel en theoretisch onderlegd zijn, met veel kennis van onderzoekstradities in de kunsten. Daarvoor is flankerend onderzoek minder nodig, en hoef ik die rol minder te vervullen. Het is echt elke keer afhankelijk van de situatie: elk initiatief heeft een eigen kennisbehoefte.

Om achter die kennisbehoefte te komen, kan een gesitueerde aanpak helpen. Dit betekent dat ik mezelf niet als een wegwijzer naar kennis zie, maar dat ik vanuit mijn specialisatie het gesprek aanga, situaties probeer te herkennen, en met de initiatieven reflecteer op de kennis die allemaal beschikbaar is. Ik verbind zo met kennis, maar die verbinding loopt via mij als onderzoeker. En die verbinding is tweerichtingsverkeer. De kennis die ik inbreng, ondersteunt hopelijk het initiatief, maar de kennis die ik opdoe door de samenwerking inspireert mij ook weer.

Een voorbeeld hiervan is hoe in de culturele sector de mogelijkheden van vr-, ar- en immersive technology worden verkend. Initiatieven als Innovation:Lab lieten in de eerste editie zien dat de podiumkunsten een proeftuin voor de metaverse zijn. Wat daar wordt ontwikkeld, laat zien hoe je een extra laag op de theaterervaring kunt creëren, maar ook hoe cultuur en samenleving eruit kunnen gaan zien als deze technologieën breed beschikbaar worden. Daarin zie je de verbeeldende kracht van cultuur.

Door het gesprek aan te gaan en situaties te herkennen, leer ik ook op welke vlakken initiatieven mogelijk van elkaar kunnen leren. Zo heb ik met lector Walter van Andel en onderzoeker Lies Wijnterp – beiden verbonden aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht – voor de eerste editie drie initiatieven bij elkaar gebracht, die afzonderlijk van elkaar digitale platforms ontwikkelden. Daar zagen we gedeelde uitdagingen. Een daarvan is dat als een platform in een samenwerkingsverband wordt ontwikkeld, dat bepaalde competenties en zeggenschap van een organisatie naar het platform verschuiven. Voor een instituut of de partner kan dit voelen als een verlies. Je geeft iets uit handen. Hoe ga je daarmee om?’

Bewustwording is de belangrijkste meerwaarde
Lars: ‘Doordat we alle initiatieven hebben leren kennen, ontstaat een overkoepelende blik waardoor we dwarsverbanden gaan zien. Wat ik zie gebeuren, is dat nu nog vaak een werkwijze of tool binnen één project blijft. Daardoor wordt toch veel opnieuw gedaan, niet alleen binnen Innovatielabs maar in de hele sector. Dat is zonde van alle middelen.

Er is veel potentie om de sector sterker te maken, door meer methodische werkwijzen en gedeelde infrastructuur te ontwikkelen. Dan hoef je niet het wiel steeds uit te vinden. Dit is iets waar de culturele sector kan leren van bijvoorbeeld de creatieve industrie, die stappen heeft gemaakt met de Key Enabling Methodologies (door de Topsector Creatieve Industrie in kaart gebrachte creatieve methodieken, red.) Of sportbonden, die voor hun verenigingen ict-infrastructuur beschikbaar stellen voor bijvoorbeeld boekhouding.

Tegelijk wil ik vanuit die overkoepelende blik voorkomen dat ik bepaal wat de initiatieven moeten gaan doen of op welke gebieden ze moeten samenwerken. Dit dilemma speelde in de eerste werksessies die vanuit Innovatielabs werden georganiseerd om de initiatieven aan te moedigen om te leren van en met elkaar. We wilden te veel het programma bepalen, waardoor het voelde alsof ik ze door een format moest sleuren. Ik stond op dat moment niet meer naast de initiatieven. En dat is juist zo belangrijk. Want door naast ze te staan, in plaats van te zenden, creëer je vertrouwen. En op basis van dat vertrouwen durven initiatieven open en kwetsbaar te zijn, waardoor ze niet alleen de mooi weer-verhalen delen.

In de tweede editie is daarom minder nadruk gelegd op deze plenaire werksessies. Ze zijn er nog steeds, maar we proberen nu vooral voor iedereen genoeg aanleiding in het format te stoppen, zodat elk initiatief met een voor hen relevante uitkomst wegloopt. Zo bieden onderzoekers thematafels aan. En als coaches of, beter gezegd, kritische vrienden bieden we gerichte ondersteuning of intervisie, waarbij we niet langer van tevoren bedenken wat de initiatieven moeten bespreken. Ze brengen het zelf in. En wij leiden ze als procesbegeleiders daardoorheen.

Ik zie het creëren van bewustwording als de belangrijkste meerwaarde van Innovatielabs: projecten leren dat het mis kan en mag gaan. Ze hebben hier de ruimte om dat te ervaren, en uit te zoeken hoe ze daarmee om kunnen gaan. Die ervaring nemen ze weer mee.’

Twan Eikelenboom (strategisch adviseur en schrijver) schreef dit artikel in opdracht van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en CLICKNL, op basis van gesprekken met Paul Rutten en Lars Brouwer.

Hier lees je meer over het onderzoek van het team van lectoren waar Paul Rutten deel van uitmaakt.
upd.46.dsc_6506.webp