Paul: ‘Uiteindelijk met innovatie, en zeker procesgerichte innovatie, veranderen doelstellingen gedurende het traject. Je werkt namelijk op basis van een richting. Dat besef creëren is inderdaad belangrijk: in je aanvraag heb je een plan ingediend, maar het kan anders. Hoe je het anders kunt doen, en welke kennis daarbij kan helpen, is voor elk initiatief verschillend.
Zo zijn er enerzijds initiatieven die praktisch werken, die me uitdagen door te vragen wat ze aan een theoretisch concept hebben. Dat houdt me scherp. Anderzijds kom ik initiatieven tegen die meer conceptueel en theoretisch onderlegd zijn, met veel kennis van onderzoekstradities in de kunsten. Daarvoor is flankerend onderzoek minder nodig, en hoef ik die rol minder te vervullen. Het is echt elke keer afhankelijk van de situatie: elk initiatief heeft een eigen kennisbehoefte.
Om achter die kennisbehoefte te komen, kan een gesitueerde aanpak helpen. Dit betekent dat ik mezelf niet als een wegwijzer naar kennis zie, maar dat ik vanuit mijn specialisatie het gesprek aanga, situaties probeer te herkennen, en met de initiatieven reflecteer op de kennis die allemaal beschikbaar is. Ik verbind zo met kennis, maar die verbinding loopt via mij als onderzoeker. En die verbinding is tweerichtingsverkeer. De kennis die ik inbreng, ondersteunt hopelijk het initiatief, maar de kennis die ik opdoe door de samenwerking inspireert mij ook weer.
Een voorbeeld hiervan is hoe in de culturele sector de mogelijkheden van vr-, ar- en immersive technology worden verkend. Initiatieven als
Innovation:Lab lieten in de eerste editie zien dat de podiumkunsten een proeftuin voor de metaverse zijn. Wat daar wordt ontwikkeld, laat zien hoe je een extra laag op de theaterervaring kunt creëren, maar ook hoe cultuur en samenleving eruit kunnen gaan zien als deze technologieën breed beschikbaar worden. Daarin zie je de verbeeldende kracht van cultuur.
Door het gesprek aan te gaan en situaties te herkennen, leer ik ook op welke vlakken initiatieven mogelijk van elkaar kunnen leren. Zo heb ik met lector Walter van Andel en onderzoeker Lies Wijnterp – beiden verbonden aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht – voor de eerste editie drie initiatieven bij elkaar gebracht, die afzonderlijk van elkaar digitale platforms ontwikkelden. Daar zagen we gedeelde uitdagingen. Een daarvan is dat als een platform in een samenwerkingsverband wordt ontwikkeld, dat bepaalde competenties en zeggenschap van een organisatie naar het platform verschuiven. Voor een instituut of de partner kan dit voelen als een verlies. Je geeft iets uit handen. Hoe ga je daarmee om?’
Bewustwording is de belangrijkste meerwaarde
Lars: ‘Doordat we alle initiatieven hebben leren kennen, ontstaat een overkoepelende blik waardoor we dwarsverbanden gaan zien. Wat ik zie gebeuren, is dat nu nog vaak een werkwijze of tool binnen één project blijft. Daardoor wordt toch veel opnieuw gedaan, niet alleen binnen Innovatielabs maar in de hele sector. Dat is zonde van alle middelen.
Er is veel potentie om de sector sterker te maken, door meer methodische werkwijzen en gedeelde infrastructuur te ontwikkelen. Dan hoef je niet het wiel steeds uit te vinden. Dit is iets waar de culturele sector kan leren van bijvoorbeeld de creatieve industrie, die stappen heeft gemaakt met de
Key Enabling Methodologies (door de Topsector Creatieve Industrie in kaart gebrachte creatieve methodieken, red.) Of sportbonden, die voor hun verenigingen ict-infrastructuur beschikbaar stellen voor bijvoorbeeld boekhouding.
Tegelijk wil ik vanuit die overkoepelende blik voorkomen dat ik bepaal wat de initiatieven moeten gaan doen of op welke gebieden ze moeten samenwerken. Dit dilemma speelde in de eerste werksessies die vanuit Innovatielabs werden georganiseerd om de initiatieven aan te moedigen om te leren van en met elkaar. We wilden te veel het programma bepalen, waardoor het voelde alsof ik ze door een format moest sleuren. Ik stond op dat moment niet meer naast de initiatieven. En dat is juist zo belangrijk. Want door naast ze te staan, in plaats van te zenden, creëer je vertrouwen. En op basis van dat vertrouwen durven initiatieven open en kwetsbaar te zijn, waardoor ze niet alleen de mooi weer-verhalen delen.
In de tweede editie is daarom minder nadruk gelegd op deze plenaire werksessies. Ze zijn er nog steeds, maar we proberen nu vooral voor iedereen genoeg aanleiding in het format te stoppen, zodat elk initiatief met een voor hen relevante uitkomst wegloopt. Zo bieden onderzoekers thematafels aan. En als coaches of, beter gezegd, kritische vrienden bieden we gerichte ondersteuning of intervisie, waarbij we niet langer van tevoren bedenken wat de initiatieven moeten bespreken. Ze brengen het zelf in. En wij leiden ze als procesbegeleiders daardoorheen.
Ik zie het creëren van bewustwording als de belangrijkste meerwaarde van Innovatielabs: projecten leren dat het mis kan en mag gaan. Ze hebben hier de ruimte om dat te ervaren, en uit te zoeken hoe ze daarmee om kunnen gaan. Die ervaring nemen ze weer mee.’
Twan Eikelenboom (strategisch adviseur en schrijver) schreef dit artikel in opdracht van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en CLICKNL, op basis van gesprekken met Paul Rutten en Lars Brouwer.
Hier lees je meer over het onderzoek van het team van lectoren waar Paul Rutten deel van uitmaakt.