Best vreemd dat uitgerekend ik een blog schrijf over technologie. Als het gaat over
Artificial Intelligence,
Virtual,
Augmented en
Mix Media Realities (VR, AR, MMR),
immersive en
blockchain technologieën,
big en
smart data raak ik al snel verdwaald. Bij begrippen als
volumetric video,
polygonen en
photogrammetry duizelt mijn analoge brein. In paniek vraag ik mij dan af: Waar gaat dit allemaal over? Wat is technologie precies (inhoud) of wat moet het allemaal doen (doel)? Toch ben ik geïnteresseerd in technologie, of meer specifiek in het denken over de relatie tussen mens en techniek (1). Niet vreemd voor een onderzoeker die (ook) is opgeleid als productontwerper en nieuwsgierig is naar de relatie tussen artefacten en hun gebruikers.
Een (niet zo) unieke en inspirerende relatie
De relatie tussen mens en techniek houdt kunstenaars, wetenschappers, ontwerpers en ingenieurs al heel lang bezig. Aristoteles zag in deze relatie de uniciteit van de mens die als enige ‘diersoort’ in staat zou zijn om met voorbedachten rade zijn lichaam uit te breiden met hulpmiddelen voor het bereiken van een specifiek doel. Inmiddels heeft onderzoek aangetoond dat sommige diersoorten eveneens hulpmiddelen gebruiken, soms in samenwerking met soortgenoten om een van tevoren bedacht resultaat te bereiken. Mensen zijn niet de enige ingenieurs van hun verbeelding.
In samenlevingen waarin het vooruitgangsgeloof domineert, heerst het geloof dat technologie de weg is naar een betere, functionelere en mooiere toekomst. Maar de lange route naar een technologische utopie is bezaaid met technische, economische, culturele en maatschappelijke gaten en kuilen. De paradijselijke voordelen van technologische innovaties die ons vaak worden voorgesteld, kennen evenveel doemscenario’s waarbij de route al snel dystopische kenmerken krijgt. Technologie als instrument voor een maakbare samenleving wordt al snel een grote broer die alles controleer- en meetbaar maakt en daarmee de menselijke vrijheid en autonomie ondermijnt of een wereld creëert waarin ambiguïteit en het onmeetbare naar een irrelevante achtergrond worden gedrongen. Het is een geliefd onderwerp van sciencefiction en complottheorieën.
Evolutie mens en techniek
De overkoepelende angst die spreekt uit deze doemscenario's is dat we onze uniciteit (als we die al hebben) als mens dreigen te verliezen. We onderscheiden ons graag van natuur en techniek, maar we zijn ook natuur en techniek. Doordat we technieken zijn gaan ontwikkelen en gebruiken, hebben we de richting van onze eigen evolutie beïnvloed.
In zijn laatste publicatie
The Coming Age of Hyperintelligence (2019) ziet de Engelse wetenschapper en futuroloog James Lovelock (1919-2022) ‘intelligentie’ als de drijvende kracht achter de evolutie. De intelligente mens is volgens hem daarvan de logische uitkomst, maar die dreigt zichzelf nu ondergeschikt te maken aan technologie die in een exponentiële versnelling steeds slimmer wordt. Er breekt dan ook een nieuw tijdperk aan – dat van het Novaceen – waarin Homo sapiens nog slechts de ouders zijn van cyborgs: een hogere vorm van kunstmatige intelligentie die niet langer meer afhankelijk is van natuurlijke selectie maar van nu nog door de mens en later door de technologie zelf bepaalde selectiemechanismen. Klinkt als sciencefiction, maar wel uit de mond van iemand die het mede mogelijk heeft gemaakt dat we mensen op de maan hebben gezet. Slimme softwareprogramma’s als ChatGPT (intelligente tekstgeneratie) en Dall-E (intelligente beeldgeneratie) lijken de voorboden van deze cyborgs.
Waar Lovelock de mens laat evolueren onder invloed van techniek beschrijft de Amerikaanse wetenschapper George Basalla de evolutie van de technologie onder invloed van de mens (
The Evolution of Technology, 1987). Basalla rekent hierin af met de idee dat technologie een voornamelijk utilitair en instrumenteel karakter heeft waarbij ze dient voor het economisch en/of functionele nut van de mens als een
Homo faber (de makende mens). Basalla betoogt juist dat technologische vernieuwing even zo vaak voortkomt uit een belangeloos spel van proberen, experimenteren en het onmogelijke mogelijk proberen te maken. Dit is de
Homo ludens (de spelende mens) die al sinds de val van Icarus hoogmoedig blijft zoeken hoe hij bijvoorbeeld een gelijke kan worden van onze vliegende dierenvrienden (zie
afbeelding 1 en
afbeelding 2).
De ultieme technologische droom is het perpetuum mobile, een machine die eenmaal door een externe kracht in beweging gezet zichzelf eeuwig kan blijven aandrijven zonder verlies van energie (of deze zelfs kan opwekken) (
afbeelding 3). Een droom die een hedendaagse pendant kent in een volledig circulaire samenleving waarin natuurlijke grondstoffen de basis vormen van een gesloten kringloop van productie en gebruik via recycling tot nieuwe grondstof zonder verlies van materie en energie (
afbeelding 4).
Maar wat heeft dit alles te maken met het programma Innovatielabs? Kunstenaars – bij uitstek representanten van de
Homo ludens – spelen graag het spel van de technologie, al gaat het bij Innovatielabs nadrukkelijk ook om de knikkers. Er moet iets gewonnen worden: innovaties ten behoeve van de culturele en creatieve sector en mogelijk zelfs daarbuiten. Ik ben geïnteresseerd in de vraag: hoe verhouden het spel én de knikkers zich tot de relatie tussen mens en techniek? En hoe kan die relatie bijdragen aan een wendbare en weerbare sector. Kortom: met welke knikkers wordt het spel straks gewonnen? Om een antwoord te formuleren, schets ik eerst een theoretisch kader van de diverse relaties tussen mens en techniek. Daarna zoom ik in op drie door Innovatielabs ondersteunde projecten waarin technologie een belangrijke rol speelt.
Een (post-)fenomenologisch perspectief
Wie geïnteresseerd is in de relatie tussen techniek, mens en samenleving belandt in het domein van de techniekfilosofie, ontstaan in het laatste kwart van de negentiende eeuw en met een dominante twintigste-eeuwse stem van de Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976). Heidegger zocht naar het wezen van de techniek, die veel meer is dan een technisch hulpmiddel van de mens om een doel te bereiken. Het wezen van de techniek is relatief en afhankelijk van de (cultuurgebonden) relatie die de mens ermee heeft. In een blog kan ik geen recht doen aan de complexiteit van Heideggers denken over techniek. Het meest relevante aspect van zijn denken in het kader van mijn betoog is Heideggers onderscheid tussen ‘terhandenheid’ (
Zuhandenheit) en ‘voorhandenheid’ (
Vorhandenheit) (2). ‘Dingen’ zoals technische hulpmiddelen moeten niet van buitenaf, al beschouwend en analyserend begrepen worden (voorhandenheid), maar van binnenuit, al handelend in een directe alledaagse interactie tussen mens en ding (terhanden heid). Techniek wordt zo onderdeel van een praxis, een concrete handeling. Het oorspronkelijke Griekse woord voor techniek is
techné wat ook ‘kunst’ betekent. Het gaat bij
techné om de praktische handeling van het maken die een geheel andere kennis oplevert dan die van het beschouwen (
theōría). Kunst en techniek vinden hier elkaar dus in de kennis van het doen en maken. Heidegger sluit hierbij aan bij een fenomenologische denkwijze waarbij dingen alleen in de directe ervaring van mensen gekend kunnen worden.
De Nederlandse techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek (1970) bouwt hierop voort en schetst een kader voor een post-fenomenologische benadering van techniek, sterk geïnspireerd op de Amerikaanse techniekfilosoof Don Ihde (1934) (3). In
Technology and the Lifeworld (1990) onderzoekt Ihde de technische mediatie. Hij onderscheidt daarbij vier type relaties tussen mens en technologie.
Bij de
inlijvingsrelatie wordt techniek een vanzelfsprekend verlengstuk van ons menselijk lichaam (bijv. een bril, rolstoel, auto) die we vanuit routine vaak onbewust gebruiken. We worden één met de techniek. Ihde spreekt van een
hermeneutische relatie als we techniek moeten interpreteren omdat ze een werkelijkheid representeert maar die zelf niet is, denk aan het aflezen van meetapparatuur (weegschaal, thermometer) of het begrijpen van datavisualisaties zoals navigatiesystemen, röntgenfoto’s of een echoscopie. We interpreteren hier dus de werkelijkheid via de techniek. Wanneer we als mensen direct interacteren met techniek, zoals bij het bedienen van een apparaat, gaat het om een
alteriteitsrelatie. De Amerikaanse sciencefictionfilm
Her (2013) toont hoe diep zo’n relatie kan gaan: de hoofdpersoon gaat een liefdesrelatie aan met Samantha, een intelligent, zelfbewust en zelflerend besturingssysteem voor alle gecomputeriseerde voorwerpen die hij gebruikt, zoals inmiddels bekend van spraakassistenten als de Amazon Alexa of Google Assistent. Deze techniek representeert geen werkelijkheid, maar creëert een eigen werkelijkheid waarmee we interacteren. Als laatste onderscheidt Ihde de
achtergrondrelatie waarbij techniek op de achtergrond van ons dagelijks handelen een rol kan spelen, bijvoorbeeld het geluid of licht van apparaten. De techniek wordt niet direct in interactie bewust ervaren maar vormt de context van onze handelingen. Idhe vat deze relaties verhelderend samen in een schema:
Inlijvingsrelatie =
– technologie → wereld
Hermeneutische relatie = mens →
– wereld
Alteriteitsrelatie = mens → technologie
Achtergrondrelatie = mens [technologie/wereld
Het moge duidelijk zijn dat de dichotomie ‘mens-techniek’ in het denken van Ihde is veranderd in een ambigu gebied waarin mens en techniek zich verstrengelen. De toenemende mogelijkheden van digitale en intelligente technologie versterkt die verstrengeling. Reden voor Verbeek om nog twee typen relaties toe te voegen aan die van Ihde: de
immersierelatie en de
versmeltingsrelatie.
Bij de immersierelatie wordt de mens ‘ondergedompeld’ in een technische omgeving die intelligent en zelflerend reageert op menselijke aanwezigheid en activiteit. Verbeeks versmeltingsrelatie gaat een stap verder dan de inlijvingsrelatie van Ihde en betreft technologie die het fysiek van de mens (of natuur) opnieuw vormgeeft, bijvoorbeeld in de vorm van hersenimplantaten, genetische modificaties en kunstmatig gekweekt weefsel. Deze versmeltingsrelatie vormt een belangrijke basis van het concept
Next Nature, gemunt door filosoof en kunstenaar Koert van Mensvoort. Verbeek schematiseert zijn toegevoegde relaties als:
Immersierelatie = mens ←
/wereld
Versmeltingsrelatie =
/ technologie → wereld
Inzichten vanuit Innovatielabs
Terug naar de vraag welke relaties tussen mens en techniek binnen het programma Innovatielabs worden uitgediept en hoe deze kunnen bijdragen aan een wendbare en weerbare sector. Drie van de zestien projecten zijn voor dit vraagstuk extra interessant:
Unlocking Fashion Heritage,
Touched by a Hologram? en
Innovation:Lab.
Unlocking Fashion Heritage heeft tot doel om met behulp van digitale 3D foto- en scantechnologie modecollecties online toegankelijk te maken voor een breed publiek. Feitelijk sluit dit doel aan bij een lange kunsttraditie om de werkelijkheid zo natuurgetrouw te representeren door middel van diverse media zoals schilder- en beeldhouwkunst, analoge en digitale fotografie en film. Het betreft hier dus een hermeneutische relatie. De vraag is dan wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van deze relatie voor het beoogde doel. Bijzondere kostuumcollecties en kwetsbare kledingstukken die het museum of het depot moeilijk kunnen of zelfs niet mogen verlaten, kunnen onafhankelijk van tijd en plaats (gerepresenteerd) zichtbaar worden gemaakt voor een groot en divers publiek. Dat is uiteraard een grote winst ten opzichte van fysiek gepresenteerde of opgeslagen kledingstukken. Echter, omdat er geen werkelijke interactie kan ontstaan tussen mens en gerepresenteerde materie, zal er uitsluitend beschouwende kennis kunnen worden gedeeld over de toegepaste kleuren, vormen en gehanteerde textieltechnieken. Er is in de virtuele gescande en gefotografeerde werkelijkheid (vooralsnog) geen mogelijkheid voor zintuiglijke ervaringen in direct contact met het menselijk lichaam. Dat levert een beperking op voor de doelgroep van makers die vanuit een fenomenologisch perspectief vooral geïnteresseerd is in belichaamde of ervaringskennis. Daarvoor zijn toch elementen van een inlijvings- of versmeltingsrelatie nodig om kledingstukken in hun totale wezen te kunnen doorgronden. De werkelijke uitdaging ligt hier mijns inziens in een combinatie van een aanwezige materiële en gerepresenteerde werkelijkheid. Een beetje zoals vroeger een van mijn zonen in ridderpak naar een ridderfilm zat te kijken.
De andere twee projecten richten zich juist wel op die inlijving, onderdompeling en versmelting van mens en techniek.
Touched by a Hologram? onderzoekt de mogelijkheden om met behulp van
volumetric video – een techniek die met behulp van meerdere camera’s driedimensionale beelden creëert – interactie tot stand te brengen tussen virtuele acteurs en publiek door
skeletonization (manipuleerbaar virtueel skelet),
iris tracking (oogcontact maken met publiek),
360 degrees audio (realistische geluidservaring) en
musical interaction (interactie tussen publiek en een virtuele muzikant). Het publiek kan zich onderdompelen in een geprojecteerde werkelijkheid waarin het direct kan interacteren met de techniek. Ofschoon ik nog geen voorstelling heb van hoe dit precies gaat werken en wat de ervaring van het publiek gaat worden, lijkt hiermee in ieder geval de vierde wand van het theater doorbroken. Dat is op zich geen innovatie: diverse vormen van theater en performances hebben dit al eerder gedaan. Het grote verschil is dat er nu personages gecreëerd kunnen worden die de grens van de mens kunnen overstijgen. Wat voor een (3D-)film nog een geprojecteerde werkelijkheid is, wordt hier een
immersive experience met een directe interactie tussen virtuele fictie en fysieke werkelijkheid.
De techniek waarmee
Touched by a Hologram? werkt, maakt ook onderdeel uit van
Innovation:Lab dat eveneens onderzoekt hoe digitale en slimme technologie de toekomst van het theater kan vormgeven. Het wil deze dure en complexe technologie toegankelijk maken voor creatieve professionals waarbij het onderscheid tussen kunstenaars, ingenieurs en publiek steeds verder vervaagt. Essentieel hierbij is dat zij de nieuwste technologie
terhand kunnen nemen en deze niet slechts
voorhandend onderzoeken. De knikkers die hier zichtbaar worden zijn geheel nieuwe creatieve productiemogelijkheden en ervaringen van makers en publiek die zich steeds minder laten onderscheiden.
Opvallend is de nadruk op het esthetische onderzoek bij deze projecten: de ethische aspecten van deze nieuwe technologieën blijven onderbelicht. Juist hier zou de culturele en creatieve sector een belangrijke innovatieve rol kunnen spelen vanuit de artistieke
praxis, aanvullend op kritische beschouwingen zoals bijvoorbeeld die van Maxim Februari in zijn onlangs verschenen boek
Doe zelf normaal waarin hij haarscherp analyseert hoe technologie recht en democratie kan ondermijnen (4). Of als bijdrage aan de discussie over de betekenis van programma’s als ChatGP en Dall-E voor kunstenaars, zoals die naar aanleiding van de prijsvraag van het Mauritshuis. Het museum vroeg kunstenaars een ‘jouw eigen meisje’ te creëren met Johannes Vermeers
Meisje met de Parel uit 1665 als inspiratiebron. Uit duizenden inzendingen selecteerde het museum vijf kunstwerken, waaronder
A Girl With Glowing Earrings, ingezonden door de Duitser Julian van Dieken, maar feitelijk gecreëerd door het AI-programma Midjourney en Photoshop. Het bleek voer voor een controverse over beeldrechten en de authenticiteit van kunstenaars.
Binnen het artistieke onderzoek worden de ethische aspecten van nieuwe technologie regelmatig geadresseerd, zoals binnen Critical Making Movement waarin De Waag in Amsterdam en medeoprichter Marleen Stikker een prominente rol spelen. Ook de speculatieve
design fiction projecten van Next Nature onderzoekt de ethische vragen die slimme technologie oproept (5). Onlangs promoveerde Marijke Goeting – theoriedocent bij ArtEZ voor de opleiding Graphic Design en Design, Art & Technology – op een onderzoek naar hoe het werk van hedendaagse kunstenaars en ontwerpers de samenleving kritisch kan laten denken over de sociaal-culturele effecten van digitale media en technologie (6). Het kritisch nadenken over de nieuwste en zich steeds sneller vernieuwende technologie lijkt bij uitstek een taak voor de creatieve en culturele sector. Het maakt de eigen sector misschien niet direct minder kwetsbaarder en weerbaarder, maar het creëert wel relevante knikkers voor de samenleving.
Jeroen van den Eijnde is lector Tactical Design aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten en een van de vier lectoren die de activiteiten binnen het programma Innovatielabs volgt. Hier lees je meer over dit flankerend onderzoekstraject gefinancierd door Regieorgaan SIA.
(1) Soms wordt er een strikt onderscheid gemaakt tussen technologie en techniek, waarbij technologie een heel domein van specifieke technieken wordt bedoeld, zoals bijvoorbeeld bij ruimtevaarttechnologie. Techniek is dan een specifiek onderdeel hiervan, bijvoorbeeld de techniek voor een raketaandrijving. In de praktijk wordt dit onderscheid niet strikt toegepast – vergelijkbaar met methodologie en methodes in de wetenschap.
(2) Ik gebruik hier de vertaalde begrippen zoals die gehanteerd worden in: G. Visser,
Heideggers vraag naar de techniek. Een commentaar, Nijmegen 2014, en P.P. Verbeek,
De daadkracht der dingen, Amsterdam 2012.
(3) Verbeek 2012; P.P. Verbeek, De grens van de mens. Over techniek, ethiek en de menselijke natuur, Rotterdam 2011.
(4) Maxim Februari, Doe zelf normaal. Menselijk recht in tijden van datasturing en natuurgeweld, Amsterdam 2023.
(5)
Design fiction is een specifiek domein dat design research en sciencefiction combineert. Het wil denkbare toekomstscenario’s al zo goed mogelijk ervaar maken, alsof het al een bestaande werkelijkheid zou kunnen zijn met concrete en tastbare artefacten.
(6) Marijke Goeting,
Fast, Fluid, Fragmented. Art and Design in the Digital Age, ArtEZ Press, Arnhem 2022.